Daglicht in Architectuur – Toekomst 22 jun. 2017

De vierde lezingenavond met Dirk Jan Postel, Siegrid Siderius en Jan Benhem was een gedenkwaardige. De uitleg van Jan Benthem toonde waarom Rotterdam Centraal de Daylightaward 2014 won. Museum Voorlinden legde de lat hoog voor toekomstige deelnemers van de Daylight Award 2018. Deze lezingenronde was onderdeel van de Tentoonstellingenserie – Daglicht in Architectuur.

De aftrap in het overvolle, warme Borneo Architectuur Centrum werd gedaan door Dirk Jan Postel van Kraaijvanger Architects. Meteen werd duidelijk dat Museum Voorlinden niet een project als ieder ander is. Vooral de rol van opdrachtgever Joop van Caldenborgh is uniek te noemen. Veeleisend, oog voor detail en altijd op zoek naar een optimaal resultaat. De betrokken partijen zaten geregeld met de handen in het haar, vertelde Postel. Maar wel een uitkomst waar je de vingers bij mag aflikken. Iemand uit het publiek zag het als een droom opdrachtgever.

Transparantie, ruimtelijke verbanden en zichtlijnen zijn essentiële elementen in de ontwerpen van Postel, dit is ook terug te vinden in Voorlinden. Het interieur is driedelig voor de verschillende programmaonderdelen: collectiepresentaties, wisselende tentoonstellingen en permanente werken. Het interieur bestaat uit een twintigtal te verduisteren daglichtzalen, een auditorium, bibliotheek, prentenkabinet, educatieve ruimte, restauratieatelier en een museumshop.

Door de overstek van het dak valt er nergens in het gebouw direct licht naar binnen. Postel: “Voor de overspanning van tien meter hebben we speciale massief stalen kolommen laten maken die zijn getest aan de TU Delft. Maar feitelijk kun je van een dragende glazen gevel spreken.” Afzuiginstallaties, stroomvoorzieningen, ventilatie, klimaatmeters en beveiligingsmelders zijn onzichtbaar weggewerkt. Postel: “Het grootste kunstwerk is de onderliggende ruimte waarin de installaties zitten, ik heb nog nooit zoiets gezien.” Daarnaast is het zonnedak een van de opvallende features. Het bestaat uit 2.500 aluminium panelen met in totaal 115.000 cilinders. Dirk Jan Postel: “Het is natuurlijk uniek dat een gebouw met een dak met 115.000 gaten erin de Dak Award 2016/2017 heeft gewonnen.” Postel wilde geen noorderlicht naar binnen laten vallen. “De onder een hoek afgesneden cilinders zorgen voor gereflecteerd zuiderlicht. Deze weerkaatsen diffuus op een glazen dak.”

Het zonnedak is opgebouwd uit een laag met aluminium panelen, 2.1 meter lager ligt het glasdak en een halve meter daaronder het velum. Dit alles zorgt voor dynamisch licht wat met het uur van de dag verandert. Postel: “Het licht wordt er als het ware in gecaramboleerd. Een voordeel bleek de halve maantjes in de cilinders te zijn als het stralend mooi weer is.” Postel: “Dat zijn zulke mooie cadeautjes voor ontwerpers.”

Iconische gebouwen

Bij de totstandkoming van het dak was Arup betrokken, Zij zorgden ook voor de installaties, de akoestiek en de brandveiligheid. Lichtontwerper IALD en Associate Director Siegrid Siderius: “De tijden dat musea stoffige gebouwen waren, liggen achter ons. Tegenwoordig zijn het iconische gebouwen met een aanzuigende werking. De beleving staat centraal. In een museum mag je nergens aanzitten, dus dan moet je ervoor zorgen dat het visueel perfect is en de lichtkwaliteit goed.”

Siderius hoeft niet lang na te denken over de vraag waarom je daglicht in een ontwerp moet meenemen. “De kwaliteit van daglicht is niet te evenaren. Daarnaast is het een dynamisch systeem wat voor variatie zorgt. Daar komt bij dat het gratis is.” Naast computersimulaties heeft Arup in Museum Voorlinden on-site dag- en kunstlichtmetingen gedaan. Deze werden 1-op-1 getest op het landgoed om te controleren of de lichtniveaus voldeden aan de verwachtingen.

Rotterdam Centraal

Jan Benthem van Benthem Crouwel Architects liet zijn licht schijnen over het ontwerpen van stations. Een station moet voor een passant mooie herinneringen brengen, vindt Benthem. Hijzelf liep als jongetje door de op de grond gereflecteerde letters. Die kwamen van de Blom van der AA-reclame in de ruit van de Amsterdamse Stationshal. Benthem was er niet bepaald rauwig om dat destijds het ontwerp van Will Alsop voor Rotterdam Centraal sneuvelde. De megalomane ‘champagneglazen’ waren voor de Rotterdamse gemeenteraad en burgers net een brug te ver. Het werd het symbool van de megalomane planvorming uit het begin van de 21ste eeuw.

De gemeente schreef een nieuwe Europese Tender uit. Een speciaal team met van Benthem Crouwel Architecten en Meyer en Van Schooten Architecten wist deze te winnen. Negen jaar lang is er aan Rotterdam Centraal gewerkt. Als ontwerper van stations heb je dan ook een lange adem nodig en flink veel doorzettingsvermogen. Zo ook in Rotterdam. Van Benthem: “Ik heb bijvoorbeeld drie jaar lang als een leeuw gevochten om de woorden ‘Centraal Station’ erop te krijgen. Ze wilde net als vroeger ‘Rotterdam Centraal’ op de gevel hebben. Maar dat je in Rotterdam bent, weet je als reiziger als je uitstapt, dat is niet zo moeilijk toch? Een station is een publiek gebouw. Het maakt een stad een stad. Het toevoegen van het woord Station achter Centraal vond ik dan ook zeer relevant.”

Een station moet volgens van Benthem een bepaalde grandeur hebben, en daar hoort een stadsplein bij als element om de sfeer te verlevendigen. Daarnaast wordt de stad een beetje teruggegeven aan de voetganger. Een station moet je goed in het weefsel van de stad laten passen. Benthem: “Het station in Rotterdam heeft twee gezichten. In vroeger tijden is het station aan de rand van de stad gebouwd, maar de achterkant is inmiddels omsloten door de Provenierswijk en Blijdorp. Dit maakte dat je aan de achterzijde amper het station kon vinden.” Koren op de molen voor Van Benthem. “We hebben de achterkant van het gebouw luchtig en opengehouden en de voorkant met veel hoogbouw is veel extremer en veel dichter. Door lichtstrepen in het dak te volgen, kan de gebruiker altijd de weg naar buiten vinden.” Het glazen dak is door een kassenbouwer gemaakt en heeft gelamineerde houten liggers. Om het glas te temperen is gemeten waar de meeste hitte valt op het dak en hier zijn zonnecellen in het glas geplaatst. Om het licht wat diffuser te maken zijn verder in veel glazen panelen witte streepjes geplaatst. Van Benthem: “Door de zonnecellen en de witte streepjes ontstaat een prachtig schaduwpatroon. Het laat de treinen ademen en voegt iets mysterieus toe aan het station. Dat het zo mooi uitviel, was een onverwacht bijeffect. Ik had het graag eerder in mijn carrière ontdekt, dan had ik er meer mee kunnen doen.”

Tekst: Gerard Vos, foto: Katja Effting