Begrippen | terminologie Algemene kennis
Wanneer wordt gesproken over daglicht legt men snel de relatie tot het licht van de zon, lux en lumen zijn een vast begrip voor het weergeven van de intensiteit van licht en dan hebben we nog het begrip ‘licht’ aan zich. Binnen de materie rondom daglicht wordt veelal gebruik gemaakt van vaktermen en begrippen die onbekend kunnen zijn of nog niet volledig samenvatten waar het begrip in totaliteit voor staat. Op basis van dit gegeven is een lijst gevormd met daarin alle daglicht gerelateerde begrippen en termen. Deze lijst is op alfabetische volgorde gerangschikt, ongeacht complexiteit. Om gemakkelijk te zoeken kunt u gebruik maken van de zoekmachine in uw browser.
Wanneer een begrip is voorzien van een ▶ functioneert dit symbool als een link naar een artikel gericht op dit begrip.
Circadiaan ritme
Biologische klok van de mens gericht op een tijdsduur van ongeveer één dag, de cyclus van 24-uur waar de mens op is geëvolueerd. De innerlijke klok wordt gereguleerd door de aan- en afwezigheid van licht. In beide situaties wordt licht via het oog vertaald door de hersenen, op basis van deze vertaling zet het lichaam bepaalde processen in gang óf laat te stagneren.
Daglicht
Zichtbare deel van het totaal aan zonnestraling wat de aarde bereikt, in directe en indirecte vorm.
Daglicht autonomie (DA)
Berekeningsmethodiek waarbij wordt gekeken naar het verlichten van het gebouw met alleen daglicht, het percentage van de gebruikstijd waarin daglichtverlichting voldoende is om alle gewenste taken uit te voeren zonder aanvullend kunstlicht.
Daglichtfactor (DF)
Rekenmethodiek om de hoeveelheid daglicht bij een bewolkte hemel in een ruimte in kaart te brengen. De methode houdt rekening met positie op aarde, oriëntatie en obstructies. Aan de hand van simulaties kan voor de gehele ruimte worden geanalyseerd wat de gemiddelde factor bedraagt voor een x-percentage van de ruimte.
Daglichtnorm
Daglicht wordt gereguleerd aan de hand van een norm, opgesteld door het NEN-instituut. De daglichtnorm richt zich op gemaakte afspraken, specificaties en criteria met betrekking tot de minimale eisen op het gebied van daglicht. In het geval van daglicht gaat het om de NEN-EN 17037
Daglichtopening
Sparing/opening in een gevel en/of dakvlak om daglicht binnen te laten treden.
Daglichtsysteem
Een specifieke systeemoplossing voor een daglichtopening die invloed heeft op de hoeveelheid daglicht dat in een ruimte valt.
Daglichtvisualisatie ▶
Hulpprogramma’s voor het in kaart brengen, onderzoeken en toetsen van daglicht in gebouwen. Software gericht op dit onderdeel maakt het mogelijk om de invloed van daglicht op een gebouw en ruimte inzichtelijk te krijgen, dit biedt ruimte om gedachtes en ontwerpideeën concreet vorm te geven waarbij de kwantiteit en kwaliteit van licht in beeld wordt gebracht.
Diffuus licht
Egaal gelijkmatig licht wat zich over een oppervlak verdeeld, het licht verspreid zich als geheel en creëert geen schaduw of reflectie. Een volledig bewolkte hemel of licht uit noordelijke richting kan als diffuus licht worden gezien.
Dynamische licht
Zon- en daglicht zijn dynamisch, het is variabel en veranderd gedurende de dag. Juist door deze veranderlijkheid heeft het een groot effect op het leven op aarde, het stimuleert de biologische klok en brengt een slaap-waak ritme. Door deze dynamiek wordt daglicht als een zeer complete en prettig lichtbron ervaren. Binnen het kunstlicht is de dynamiek een opkomend onderdeel, echter kan het nog niet de intensiteit en reikwijdte bereiken van zon- en daglicht.
Gelaagdheid
Op architectonisch vlak en binnen de normering daglicht speelt gelaagdheid een belangrijke rol. Wanneer wordt gesproken over gelaagdheid in een uitzicht is het belangrijk om de volgende drie lagen waar te kunnen nemen; hemel, horizon en grond. Een totaalbeeld van de buitenomgeving draagt bij aan een connectie met de buitenwereld.
Hemellicht
Zichtbare deel van de diffuse straling die via de hemelkoepel wordt verspreid
Kleurspectrum
Het zichtbare spectrum van licht. Licht is wit van kleur, door middel van een prisma kan het licht gebroken worden waardoor het spreidt in een 7-tal kleuren. Deze kleuren samen vormen wit licht en maakt het mogelijk om kleuren van oppervlakken te zien. Hoe voller het spectrum van een lichtbron, hoe correcter de kleurweergave van een oppervlak.
Kleurtemperatuur
Indicatie voor de (kleur)weergave van een lichtbron, zowel natuurlijk als kunstmatig. Deze weergave is gekoppeld aan een meetwaarde genaamd Kelvin.
Kleurtemperatuur (Kelvin)
1200K kaarslicht
2000K zonsopkomst en ondergang
2700K warm-wit licht (gloeilamp)
3500K een uur na zonsopkomst
4000K TL-lamp
6000K heldere hemel in de middag
Kleurweergave
Effect van een het verlichten van een voorwerp met een lichtbron en de daaruit volgende visuele kleurindruk van het object.
Kleurweergave (CRI)
CRI-waarde, Color Rendering Index, bepaald de kleurechtheid van een lichtbron op een schaal van 0-100. Hoe hoger de waarde hoe nauwkeuriger een lichtbron de exacte kleur weergeeft van een object. Daglicht heeft een CRI van 100, hierdoor worden alle kleuren op een object belicht door daglicht 100% correct weergegeven (uitgesloten bij spiegeling of overbelichting)
Kunstlicht
Een lichtbron die op een kunstmatige wijze wordt geactiveerd, in bijna alle gevallen vindt dit plaats door de mens en is het een door de mens gecreëerde bron. Bij kunstmatig licht kan gedacht worden aan vuur, kaars, olielamp en elektrisch licht. Vandaag de dag refereert kunstlicht voornamelijk naar elektrische lichtbronnen.
Licht ▶
Licht kan worden gezien als een verplaatsing van energie, het is een elektromagnetische straling. Licht beschikt over een frequentie, wat zich vertaalt in golflengte. In basis bestaat licht uit een zichtbaar- en niet-zichtbaar spectrum waarbij de golflengte bepaald of het zichtbaar is voor het menselijk oog.
licht (van de zon)
Ongeveer 4% van de door de zon uitgezonden lichtstraling bestaat uit Ultraviolet (< 380nm), 45% bestaat uit zichtbare straling (380-780 nm) wat de mens waarneemt als kleuren en 51% valt in het gebied Infraroodstraling (> 780 nm).
Licht (zichtbare spectrum)
Golven (elektromagnetische straling) tussen de 380 en 780 nm (nanometer), het zichtbare spectrum van licht wat de mens omschrijft als het kleurenspectrum. Het zichtbare spectrum kan onderverdeeld worden in zeven kleuren en refereert naar de kleuren van de regenboog:
380 – 450 nm violet
450 – 475 nm paars
475 – 495 nm blauw
495 – 570 nm groen
570 – 590 nm geel
590 – 620 nm oranje
620 – 750 nm rood
Licht (niet-zichtbare spectrum)
Golven (elektromagnetische straling) tot 380 nm en boven de 780 nm (nanometer), het niet zichtbare spectrum van licht. Het niet-zichtbare spectrum kan onderverdeeld worden over 2 lichtvormen:
< 380 nm Ultraviolet (UV) straling
> 780 nm Infrarood (IR) straling
Licht (nanometer)
Benaming voor de meeteenheid van elektromagnetische straling van licht, de golflengte.
Lichtdistributie
Spreiding van licht vanuit een bron. Een bron met een hoge lichtdistributie spreidt het licht wijd uit, tot wel 360 graden. De zon creëert een spreiding door het gehele heelal. Op aarde ontvangen wij een deel van het 360 graden verspreide licht wat zich vertaalt in direct zonlicht en indirect diffuus hemellicht.
Lichtsterkte
Stralingsvermogen (intensiteit van de lichtstroom) van een lichtbron per eenheid van ruimtehoek, gecorrigeerd door de gevoeligheid van het menselijk oog
Lichtstroom
Grootheid van de uitgestraalde hoeveelheid zichtbare straling (licht) binnen een tijdseenheid welke waarneembaar is voor het menselijk oog.
Lichtstroom (lumen)
Eenheid van lichtstroom. Lumen wordt omschreven als de totale hoeveelheid zichtbaar licht die een bron in alle richtingen uitstraalt.
LTA-waarde
Lichttoetredingsfactor van een raam, de transmissiewaarde. Het biedt inzicht in de verhouding hoeveel zichtbaar daglicht door het glas komt en hoeveel zichtbaar daglicht dat door het glas wordt tegengehouden. Enkel glas biedt minder belemmering dan HR+++ glas, isolerend glas houdt meer licht tegen. De LTA-waarde richt zich dus op de hoeveelheid zichtbaar licht wat binnen kan komen.
Luminantie
Maatstaaf voor de helderheid van licht, de lichtsterkte van een oppervlak wat na reflectie een object zichtbaar maakt in de ruimte. Luminantie omschrijft de kracht van de lichtbron én de helderheid die de waarnemer ervaart na blootstelling aan een lichtbron.
Luminantieverhouding
Verhouding tussen de luminantie (lichtsterkte) van aanwezige lichtbronnen in een ruimte. Bij voorkeur is verhouding in balans, bij een te hoog verschil kan het oog het dynamische bereik van licht als hinderlijk ervaren. Deze hinder, glare of lichthinder genoemd, is voor iedereen persoonlijk en anders.
Obstructie
Een obstructie kan worden gezien als een belemmering. In het geval van daglicht kan het gaan om een object wat ervoor zorgt dag het licht niet kan komen waar het zou moeten komen. Dit zou een naastgelegen gebouw kunnen zijn of een kleine gevelopening. Het gesloten deel blokkeert het daglicht om verder binnen te treden.
Oriëntatie
Indicatie van een richting, in het geval van daglicht gebaseerd op de richtingen noord, oost, zuid en west. Daglicht kent op het Noordelijk halfrond een vast patroon, zonsopkomst in het oosten, middagzon op het zuiden en zonsondergang op het westen. Oriëntatie kan een belangrijke rol spelen in het ontwerpen van gebouwen en positioneren van ruimtes.
Reflectie
Terugbuiging/weerkaatsing van elektromagnetische straling van licht, een weerkaatsing van licht staat bekend als een spiegeling. Bij reflectie van licht op oppervlaktes in een ruimte wordt de daadwerkelijke ervaring van een ruimte inzichtelijk. Reflectie is in meerdere vormen mogelijk.
Reflectie (spiegel)
Bij een spiegelreflectie wordt de elektromagnetische golf van het licht weerkaatst zonder uiteen te vallen, het oppervlak dat de reflectie verzorgt is dermate glad (geen onregelmatigheden) dat het spreiding van het licht voorkomt. Een spiegel in een badkamer is een spiegelreflectie object.
Reflectie (diffuus)
Bij een diffuse reflectie wordt de elektromagnetisch golf van het licht weerkaatst én onregelmatig verspreid, het oppervlak dat de reflectie verzorgt is dermate onregelmatig dat de lichtgolf in meerdere richtingen spreidt. Een wit vel papier is een diffuus reflectie object. Daarnaast kan het object ook een combinatie zijn tussen spiegel- en diffuse reflectie, dit kan het verschil zijn in een glans, zijdeglans of matte verf.
Reflectiewaarde
Eenheidsfactor voor de reflectiewaarde van een materiaal. Rekening houdend met deze waarde maakt het mogelijk om licht te sturen, verspreiden of absorberen.
Seasonal Affective Disorder (SAD)
Ook wel bekend als de winterdepressie. Een periode in het jaar wanneer de dagen korter zijn, minder daglicht en vaker grijs en grauw. SAD wat kan worden vertaald als verdrietig geeft een goede indicatie van dit verschijnsel: depressieve gedachtes, vermoeidheidsklachten, slaapproblemen en verhoogde prikkelbaarheid. Richting het voorjaar nemen de klachten af en in de zomer komt het relatief weinig voor.
Straling
Proces waarbij energie wordt overgedragen door elektromagnetische- of deeltjesstraling, bij licht gaat het om elektromagnetische straling in de vorm van golven.
Straling (direct)
Licht afkomstig van de zon, zonnestraling die direct op het aardvlak valt zonder daarin beperkt te worden.
Straling (indirect)
Licht afkomstig van de zon, zonnestraling die door verstrooiing en spreiding wordt verdeeld in deeltjes voor het in aanraking komt met het aardoppervlak.
Uitzicht
Mogelijkheid om naar buiten te kijken om waar te nemen wat zich in het zichtbare vlak afspeelt. Uitzicht heeft een relatie tot gelaagdheid, in samenhang met diepte, kleurbeleving en dynamiek.
U-waarde
Hoeveelheid warmte dat zich per seconde (s) verplaatst door een vierkante meter constructie (m²) waarbij wordt gekeken naar het temperatuurverschil (K) tussen beide buitenzijdes. De U-waarde wordt uitgedrukt in W/(m²K) en is van toepassing op openingen in de gebouwschil (ramen, deuren, glaskappen). Hoe lager de U-waarde, des te beter is het isolerende vermogen van de constructie.
Verblinding
Ervaren van hinder door licht in een werk- en/of leefruimte. Lichthinder kan zich op verschillende vormen uiten gericht op het aanwezige licht; te intens/sterk, te veel variatie en/of te veel contrast. Verblinding kan ontstaan door direct licht, een lichtbron die op het gezicht gericht staat of indirect, verblinding door een reflectie welke wordt belicht door een lichtbron.
Verlichtingssterkte
Sterkte van een lichtbron, de hoeveelheid lichtstroom per m² die een ontvangend oppervlak krijgt.
Verlichtingssterkte (lux)
Eenheid voor de sterkte van verlichting, de hoeveelheid licht van een lichtbron vallend op een bepaald oppervlak.
Verlichtingssterkte (lux intensiteit)
De intensiteit van een lichtbron kan sterk verschillen, hieronder enkele voorbeelden van natuurlijk licht:
100.000 lux zonlicht
50.000 lux zonlicht met sluierbewolking
15.000 lux hemellicht, volledig bewolkt
1.000 lux grijze regenachtige dag
0,05 lux nacht, licht van de maan
Zonlicht
Zichtbare deel van de elektromagnetische straling die de zon uitstraalt en direct tot ons komt.
Zonwering
Systeem/voorziening die directe instraling van de zon weert. In veel gevallen wordt dit gebruikt om oververhitting tegen te gaan en het voorkomen van verblinding door direct en/of indirect licht.
Zonnestand diagram
Een stelsel waar de stand van de zon op verschillende tijdstippen wordt weergegeven, de baan van de zon zoals deze verloopt op een specifieke dag en locatie. Aan de hand van dit diagram of simulatie software is het mogelijk om de positie van de zon te achterhalen voor een bepaald tijdstip of baan gedurende een dag. De baan in de winter is anders dan in de zomer.
ZTA-waarde
Zontoetredingsfactor voor een raam. Deze waarde biedt inzicht in de verhouding hoeveel zonnewarmte door het glas gaat en hoeveel zonnewarmte door het glas wordt tegengehouden. Hoe hoger de waarde, moet meer zonlicht door het glas gaat. De ZTA-waarde richt zich dus op de hoeveelheid lichtwarmte wat binnen kan komen.